- Bij een sprong durven de helpers wel eens tamtam spelen
op een kast of ze blijven praten met de vorige uitvoerder
of ze zijn met elkaar of zichzelf bezig. Zo gaat er kostbare
tijd verloren en de uitvoerder denkt terecht dat zijn poging
er niet toe doet. Beter is het om bij oefeningen met een
aanloop (sprongen, overslag…) om oogcontact te houden
met de uitvoerder en een afwachtende houding aan te nemen.
- Waar mogelijk zullen de helpers de uitvoerder vastgrijpen
vóór de beweging start (flik uit stand, achterwaartse
salto, de oefeningen aan het rek…).
- Bij rugwaartse bewegingen, waar tijdens de uitvoering
vastgegrepen wordt zoals stut, een gevorderde flikflak,
… kan de helper een seintje geven aan de uitvoerder
dat hij er klaar voor is.
|