Welkom> Theorie > Kijkwijzers >

Normen van een goede kijkwijzer!

De tips samengevat

De tekening (Stripconventies)
Didactische wenken
De tekst
  • titel
  • tekst
  • figuur
  • doelgroep
  • jaartal
  • auteur
  • bronvermelding
  • Frontaal<> profiel
  • Perfecte uitvoering
  • Tekst en tekening zijn niet tegengesteld.
  • Spiegelbeeld
  • In tekstballonnen
  • De tekst is kort en bondig
  • In de Nederlandse taal
  • Geen afkortingen
  • Vermijd vakjargon

In L.O. zijn de handboeken bestemd voor de leraar: vakjargon, vakterminologie en biomechanische uitleg worden aangeleerd in de opleiding. Symbolen en conventies bij tactische schema's kunnen verschillen van sportvak tot sportvak. Deze informatie kunnen we niet onaangepast in een kijkwijzer opnemen. Toch zijn er bruikbare figuren te vinden, die - mits enkele kleine aanpassing - op een kijkwijzer geplaatst kunnen worden.

1. Algemeen

"Omwille van de duidelijkheid vertonen de kijkwijzers een herkenbare structuur en bevatten ze de nodige informatie om één of meer opdrachten zelfstandig uit te voeren. De tekst en de tekeningen vullen elkaar aan en leveren samen de noodzakelijke informatie." (Leper 2001).
Een titel, tekst en figuur, bronvermelding, de vermelding van een jaartal en de naam van de maker van de kijkwijzer worden samengebald op één pagina. Zo kan je de kijkwijzer op de muur of bord bevestigen. Werk je toch verspreid in de zaal met losse bladen dan kan je de twee kanten gebruiken mits je dit duidelijk aankondigt (voorbeeld: varianten aan de achterkant). Wanneer de kijkwijzer over een langere periode in de zaal blijft hangen, vermeld je ook de betrokken klassen of groepen (voorbeeld: krachtcircuit voor de vijfdes, evaluatienormen voor de jongens…).
Je verhoogt de duurzaamheid van de kijkwijzer door deze te plastificeren of in een "jasje" te stoppen.
Wanneer meer dan vier personen gelijktijdig eenzelfde kijkwijzer moeten raadplegen, raden we aan deze te kopiëren en meerdere identieke kijkwijzers uit te delen.

2. De figuur

Wanneer we een bestaande illustratie gebruiken of zelf een figuur construeren, laten we ons leiden door de ongeschreven conventies van een stripverhaal.

Een klassieke strip wordt van links naar rechts gelezen en van boven naar onder. Een beweging (bijvoorbeeld rondat) evolueert van links naar rechts. Anders kan dit verwarring scheppen. Wanneer in een oefenverbinding van richting wordt veranderd kan je dit aangeven door ...

  1. duidelijke pijlen,
  2. de fasen in de beweging te nummeren
  3. door een identiek mannetje te tekenen in spiegelbeeld, beide mannetjes te verbinden met een "is-gelijk-aan-teken" (=) en het bewegingsverhaal verder naar rechts te laten verlopen.


Merho 2000: van links naar rechts van boven naar onder.


Ilana Katz: Geen moeilijke sprong maar rondat uit een hebreeuws boek (van rechts naar links!)


Carrasco: een zigzagpijl suggereert een sprong of navering, een krulpijl geeft de rotatierichting aan


Bultiauw, Gantois e.a.: volgorde nummeren


Het is-gelijk-aan-teken laat toe verder van links naar rechts te interpreteren of laat de opstelling van verschillende zijden zien (De figuur rechts komt uit Gerling).


Naar het begin!
Tekstballonnen worden ook van links naar rechts en van boven naar onder gelezen in onze westerse cultuur. Wanneer verschillende tekstballonnen elkaar gedeeltelijk overlappen, leest men doorgaans de bovenste eerst. Bedenkingen worden in een tekstballon met bellen geplaatst, uitgesproken dingen horen thuis in een tekstballon met een pijltje. Geluiden (fluitsignaal, gong..) en klanknabootsingen komen zonder tekstballon in de tekening voor. Het pijltje van de tekstballon wijst naar de spreker. Een raadgeving van buitenaf wijst naar de rand.


Merho (figuur links): tekstballonnen van links naar rechts, spreken en denken.


Florquin & Bertrands: een tekstballon spreekt voor zich.

Naar het begin!

Beweging kan je suggereren met bijkomende lijnen. Deze worden altijd aan die zijde aangebracht waar het "mannetje" zich in een vorige fase bevond. Zwaaien en draaien kan je eveneens met pijlen benadrukken.


Merho 2000: vluchtlijntjes


Florquin en Bertrands: werpen, rollen, sjotten


Beckmann (links): "Chake!" Raupke & Koch (rechts): slingeren en schroeven

Naar het begin!
Wanneer de uitvoerder zich ter plaatse beweegt en de figuren elkaar deels overlappen teken je bij voorkeur de fasen naast elkaar, waarbij een latere fase een vroegere fase kan bedekken.



Bantz en Dickhut (links) geven overlappende doorzichtig figuren. De uitééngetrokken fasen (rechts) verschaffen meer duidelijkheid.


Uit het "Gymrapport": "borstwaarts om" rechts is duidelijker.

Naar het begin!
Accenten en aandachtspunten kan je leggen met pijlen, cirkels, verwijzings-tekens, "gearceerde ledematen" en "zweetdruppels".



Merho: Zweetdruppels accentueren de situatie van Kiekeboe.

Bauman leverde de figuur, de accenten brachten we zelf aan.


Bultiauw: het rechterbeen is gearceerd.


Gantois ea: een knieband benadrukt de beenwissel.


Florquin en Bertrands: "streepjes" trekken de aandacht.


"Streepjes" geven afwisselend de rugspanning en de voorspanning aan.

Naar het begin!
Partners in een opdracht, aanvaller-verdediger, uitvoerder-helper zien er verschillend uit, anders werkt dit verwarrend.


Choque: de partners verschillen


Coene & De Ridder: "Mag dog"(links) doe je alleen; "Chinese wheel" (rechts) doe je met twee


Schmidt (links): Is dit samenwerken of verplaatst het "ventje" zich? Dit is niet duidelijk zonder begeleidende tekst. Dieckert en Koch (rechts): attack of the cloones?

Naar het begin!
Materiaal, toestellen, ballen… benaderen de juiste vorm en grootte.



Kasten van deze afmeting zijn in de handel niet te koop! Rechts: in die tijd stonden de liggers nog dicht bijeen
(Gantois 1978).

Naar het begin!
Kleur moet je doordacht gebruiken als je niet beschikt over een kleurenprinter. Kies voor contrast. Een ingekleurde figuur is aantrekkelijker.

 

Naar het begin!
Wanneer je symbolen, persoonlijke tekens of conventies eigen aan de sporttak gebruikt moet je een legende voorzien.

 

Naar het begin!
Schematische voorstellingen van verplaatsingen en passen op een speelveld worden beter uitééngetrokken en naast elkaar gepresenteerd.

 

Wanneer je zelf "stokventjes" tekent, moet je op een of andere wijze aangeven welke de voorkant of rugkant is (door middel van een "neus", "paardenstaart", "borst(kas)", "kuiten" of "hielen"). Je houdt eveneens rekening met de anatomische mogelijkheden (staan de voeten juist?), kloppen de verhoudingen? (Je kan wel accenten leggen: lange benen bij dans; grote handen bij balbehandeling; verhouding hoofd-lichaam is groter bij kinderen) Groeit of krimpt het mannetje niet?

 

Didactische wenken

Bij het maken of kiezen van een illustratie houden we eveneens rekening met enkele elementaire didactische wenken

De "schone kant" laten zien.


Een perfecte uitvoering, die overeenkomt met de begeleidende tekst.

 

Wanneer de figuur frontaal wordt voorgesteld kan het spiegelbeeld belangrijk zijn. We denken hierbij aan de meeste opdrachten in dans of bewegingen die door een groep synchroon uitgevoerd moeten worden.

 

3.3. De tekst

De uitleg en de tekening kunnen elkaar afwisselen. De uitleg kan ook opgeno-men zijn in tekstballonnen. De ervaring leert dat bij de eerste methode de uitleg door de leerlingen vaak over het hoofd wordt gezien.


Het lettertype is sober, bij voorkeur in schreefloze letters (Arial, Century Gothic, Comic Sans MS, Lucida Sans, Proxy, Simplex…)
Hoofdletters of vetjes betekenen schreeuwen.


De tekst is kort en bondig in de Nederlandse taal, geen SMS- of chat-taal.

 

De tekst is begrijpelijk voor wie de kijkwijzer moet hanteren. We vermijden af-kortingen en overdreven vakjargon (extensie-strekking, rotatie-draaien, bucket-korf…).

 

c

Als je zelf tekent of een bestaande figuur als kijkwijzer omvormt, hou dan rekening met de normale didactische wenken en enkele ongeschreven conventies van het stripverhaal: Van links naar rechts van boven naar onder (fig. 20). Bewegingsrichting aanduiden met pijlen of vluchtlijntjes (fig. 21). Accenten leggen met "zweetdruppels", cirkels of pijlen (fig. 22). Bij het tekenen of selecteren van illustraties, hou je ook rekening met enkele didactische wenken zoals: de oefening wordt langs de "schoonste kant" (frontaal of in profiel) getoond. De illustratie is de weergave van een perfect uitgevoerde gymtruc. Tekst en figuur vullen elkaar aan en vormen geen contradictie (fig. 23). De tekst kan eronder getikt of geschreven worden. Een apart blad met instructies kan ook. On-dervinding heeft ons echter geleerd dat jongeren eerder tekstballonnetjes lezen (fig. 24). Je hebt tekstballonnen waarbij je figuren iets denken en andere waarbij ze iets zeggen (fig. 25). Je kan stickers met tekstballonnetjes kopen bij een fotograaf. Ze kan ze met stift op je posters of kopieën tekenen. Je kan ze op PC in een tekstverwerkingsprogramma selecteren in de knoppenbalk "teken" (fig. 26) . De tekst is kort en bondig in de Nederlandse taal. We vermijden afkortingen en "geleerde woor-den". Voor jonge kinderen zijn we karig met meerlettergrepige woorden. Arial (fig. 27) is het lettertype dat in de leesboekjes voor lagereschoolkinderen gebruikt wordt.