Terminologie:
Er heerst nogal wat spraakverwarring. Wanneer we van een leerling
oordelen dat hij hulpvaardig is, bedoelen we niet alleen, dat hij
vaardig is in het helpen maar ook dat hij behulpzaam, altijd present
is om een handje toe te steken.
Ook in de gymnastiekmethodiek worden de termen vaak door elkaar
gehaald. Daarom lichten we de termen nog eens toe.
• Helpersfunctie:
Er zijn verschillende argumenten om helpers te plaatsen in de gymnastiek.
Spontaan denkt iedereen hierbij aan de veiligheid. Maar als een
leerling mij helpt de kasten en matten te plaatsen of het net met
voetballen naar het veld te dragen, heeft dit niets met veiligheid
te maken, toch wordt ik geholpen. We sommen een vijftal helpersfuncties
op. Meteen worden er reeds enkele raakvlakken met de samenwerkingsvaardigheden
(zie verder) duidelijk.
o Beveiligen, zoals het landen beveiligen bij het over- of afspringen
van relatief hoge toestellen, het ondersteunen bij rugwaartse bewegingen,
het klaarstaan bij hoge of smalle toestellen, het voorkomen van
onzachte aanrakingen met het toestel tijdens een uitvoering.
o ‘Klaar staan’, zoals bokje staan bij ‘haasje-over’;
de knieën grijpen bij ‘krui-wagen’; vasthouden
bij sit-ups; in acrogym de onderpartner die een gebogen knie aanbieden
bij het opstappen tot stand op de schouders, het optillen en stilhangen
aan de ringen zodat met het turnen kan gestart worden, het weg-nemen
van de springplank na de opsprong.
o Het geven van feedback, zoals “benen gestrekt en aanééngesloten”
tijdens de handenstand, “heupen strekken”. In deze voorbeelden
gaat het om mon-delinge feedback, een helper kan echter ook stilzwijgend
(tactiel) feedback geven: in kopstand de projectie van het zwaartepunt
van de uitvoerder naar het midden van de steunbasis verplaatsen,
o Opvangen en aanvullen van tekorten, zoals het in evenwicht houden
van de partner in handstand terwijl die de juiste bekkenkanteling
onder de knie pro-beert te krijgen; tillen aan de schouders bij
loopoverslag om het kaatsen mo-gelijk te maken, bij stut op mat
het gebrek aan kracht in de armstrekkers compenseren, het evenwichtsverlies
in de juiste richting veroorzaken bij de partner in “kopstand
rollen”.
o Het helpen ontwerpen van bewegingsbeelden, zoals bij loopoverslag
het ver-traagd dragen of bij flikflak het vertraagd achterwaarts
omkeren van een to-taal gestrekte uitvoerder, of het begeleiden
van de schroefrichting bij hand-stand wenden of neksteun halve schroef.
• Samenwerkingsvaardigheden in het helpen:
o Zich present opstellen; zich spontaan aanbieden als helper; de
springplank goed leggen; de landingsmatten veilig tegen de trampoline
laten aansluiten; klaar staan vóór de uitvoerder klaar
is.
o Communicatievaardigheden: de juiste informatie of feedback geven
op het juiste moment op een assertieve en partnervriendelijke manier,
rekening houden met de non-verbale signalen die de partners uitsturen
(faalangst, angst voor de diepte, “de botsplank ligt te ver”,
schrik voor het omkeren); durven zeggen wat er nog aan de uitvoering
schort en hierbij de hoofd- van de bijzaken kunnen onderscheiden.
o Relatiebekwaamheid: iedereen willen helpen ongeacht het geslacht
of vriendschapsband; de anderen aanmoedigen tot deelname; ook positieve
punten onderstrepen bij de uitvoerder; bij mislukte uitvoeringen
ook de fout bij zichzelf zoeken, openstaan voor kritiek op de helpersvaardigheid
of hel-persinzet, kritiek op een assertieve wijze kunnen formuleren.
Ook een helper zijn vaardigheid laten inoefenen bij jouw uitvoering,
zelfs al kan je het alleen.
o Organisatievaardigheid: zelf beurtrollen in het helpen kunnen
instellen; zelf beslissingen kunnen nemen tijdens het vorderen om
over te schakelen op een andere helperstechniek; afspraken kunnen
maken met de andere helpers om de verantwoordelijkheden te verdelen
bij oefeningen met meerdere helpers; het wisselen van de verschillende
taken (helpen, uitvoeren, observeren) vlot uitvoeren
Samenwerken heeft dus naast het zich present stellen
vooral te maken met het overleg en de communicatie tussen de leerlingen
onderling.