We
nemen de rekstok vast in kneukelgreep (handpalmen naar de
rekstok). We maken een put in de borst, de benen zijn gestrekt
en we maken een kleine hoek in het bekken. Vervolgens lopen
we onder de rekstok door tot op het verste punt, waar het
lichaam volledig gestrekt moet zijn (armen, schouders, bekken,
benen). Het hoofd houden we neutraal tussen de armen.
We stoten met één been af en zwaaien het andere
been (zwaaibeen) actief naar de rekstok door het bekken te
buigen. Het afstootbeen volgt kort daarna zodat we in een
voorwaarts gespreide positie naar de rekstok zwaaien met onze
benen. We brengen het zwaaibeen tussen de twee armen onder
de rekstok. De armen, benen en schouders blijven gestrekt.
Als men niet lenig genoeg is mag men het been dat onder de
rekstok wordt gebracht buigen over de rekstok.
Opzwaai (2° fase):
We buigen in de schouders door onze armen naar beneden te
drukken tot ze naast het lichaam zijn en gaan we het bekken
actief strekken. De rekstok wordt zo van de schenen naar de
dijbenen gebracht.. De armen en de benen zijn nog steeds gestrekt
en het lichaam gespannen.
Eindhouding:
We zijn in steun boven de rekstok met één been
gestrekt voor en één been gestrekt achter. De
armen zijn gestrekt waardoor we duwen op de rekstok. De schouders
zijn iets naar voor.
|