home-gymroom
Je mag alles gebruiken wat je op deze site vindt.
(Maar refereer!)
 

Welkom > Thema's >

Tussensteun springen
x (D) y (E) z (Fr)    

We lopen met voldoende snelheid richting de kast. De snelheid moet groot genoeg zijn om vlot over de hele kast te geraken. Bij het naderen van de kast doen we een sluitpas en landen met beide voeten tegelijk op de springplank. De springplank geeft ons de meeste veerkracht op ¾de van zijn lengte. We landen met licht gebogen benen, de voeten staan op heupbreedte. Het hele lichaam helt licht naar achter, de armen maken een hoek van 30° met de romp en wijzen naar achter. Dit om voldoende voorwaartse impuls te kunnen geven zodat we de armen ver kunnen plaatsen later in de beweging. We kijken naar de plaats waar we onze handen willen plaatsen, het laatste stuk van de kast.
Vluchtfase:
We stoten met beide benen op hetzelfde moment af. Na de afstoot strekken we de benen en heup. We doen een heellift en houden de benen dicht tegen elkaar. De armen worden voorwaarts gezwaaid en reiken naar het einde van de kast. Tot op het moment van handenplaatsing kijken we naar de plek waar we de handen willen neerzetten. Op het hoogste punt zit het lichaam in een schelphouding en maakt het een hoek van 30° boven de horizontale.
Uitleidende beweging:
We plaatsen de handen en gaan de landing voorbereiden. Vanaf dit moment kijken we naar de plek waar we willen landen, ongeveer één meter achter de kast. . We gaan de knieën en de heup buigen zodat ons lichaam compacter is. Op hetzelfde moment gaan we vanuit de schouders uitduwen. Het lichaam wordt opgericht door de schouders naar boven te brengen. De armen zijn op dit moment nog steeds gestrekt. Het lichaam zit nu bijna in het verticale vlak maar is nog steeds gebogen. De armen worden naar voor bewogen om een stabiele landing te verzekeren. Bij de landing buigen we door onze knieën met een licht voorover gebogen romp. De armen wijzen naar voor richting de grond en maken een kleine hoek met de verticale.

Na een vrij lange, ritmische en versnelde aanloop, volgt een lage en verre afstoot naar de springplank waarbij de voeten vóór het zwaartepunt gebracht worden. We stoten kaatsend af op de voorvoeten terwijl de benen praktisch gestrekt blijven. Deze afstoot wordt begeleid met een krachtige korte armzwaai van naast (of licht achter) de heupen tot v66r-opwaarts.
Tijdens de ruime zweeffase strekken we de heupen en komen de benen boven de romp uit. Met een kaatsende afstoot op de handen herstellen we de voorwaartse rotatie die we bekomen na de afstoot en terzelfder tijd buigen we onze benen en heupen waardoor we een eindje voorbij de kast in evenwicht (dynamisch) kunnen landen.
Uiteraard moeten aanloopsnelheid, afstootkracht en richting en de te overbruggen afstand met elkaar in harmonie kunnen worden gebracht. Dit vraagt echter een lange, gevarieerde springscholing.

Kijkwijzers

  • d
  • e

Leerwegen

  • g
  • h

Helpen

  • d
  • e

Vereisten

  • a
  • b

Normen

x

Toepassingen

  • varianten:
  • verbindingen:
  • andere situaties:

Bronnen

 


Laatste wijziging: 9 July, 2015