|
De
voorwaartse salto kan worden uitgevoerd met verschillende
armbewegingen bij de afstoot
? De armen zwaaien van achter de heupen tijdens de afstoot
tot hoog voorwaarts opwaarts tijdens de stijgfase.
? De armen zwaaien van schuin vooropwaarts tot ver achterwaarts
(Japanse salto).
? De armen worden hoog gehouden tijdens de afstoot (b.v. bij
de verbinding overslag-salto en als afsprong van de evenwichtsbalk).
We beschrijven hier alleen de eerste vorm, uitgevoerd met
een minitrampoline. De vorm moet maar weinig worden aangepast
wanneer we de salto met een springplank of op de grond uitvoeren.
Na een aanloop springen we met een verre lange sluitpas in
de minitrampoline, terwijl we de armen achter de heupen brengen.
We stoten af uit de trampoline en zwaaien gelijktijdig de
armen naar voor tot boven het hoofd. Tijdens de afstoot in
de mini zorgen we ervoor dat de schouders achter onze voeten
blijven om een mooie stijgfase mogelijk te maken. Op het hoogste
punt van de sprong buigen we al de gewrichten : het lichaam
is balvormig gebogen ?we grijpen de schenen of de billen vast.
Zo versnellen we de voorwaartse draai. We strekken ons bewust
terug uit in de richting van de mat, om in even~cht op de
voeten te landen met de armen opwaarts gericht. Bij de af-stoot
houden we het hoofd rechtop en tijdens de draai brengen we
de kin op de borst.
Een goede saltospringer springt met de ogen open.
Er wordt gestart met een korte maar krachtige aanloop die
gevolgd wordt door een sluitpas. Je maakt vervolgens een streksprong
licht schuin opwaarts met je armen gestrekt in de lucht (armen
naast de oren), waardoor er de nodige voorspanning ontstaat.
Wat volgt is een rotatiebeweging voorwaarts rond de breedte-as.
De rotatie wordt ingezet wanneer het hoogste punt van de streksprong
bereikt is. De inzet gebeurt vanaf de schouders. De handen
grijpen de knieën. De rest van het lichaam volgt vervolgens
dezelfde baan als de schouders, waardoor het lichaam in een
bolletje in de lucht hangt, de kin is op de borst. De benen
worden hierbij dus helemaal ingetrokken om je zo klein mogelijk
te maken. Wanneer de rotatie 135° heeft afgelegd, laten
de handen de knieën los en strekt het lichaam zich helemaal
uit. De voeten raken de mat eerst zodat je in strekstand landt
met beiden voeten samen. De benen geven wel een lichte buiging
om de schok op te vangen. |