|
De
armbeweging bij de achterwaartse salto verschilt naargelang
van de situatie (op de grote trampoline, op de minitrampoline
of op de grond) en van de verbinding waarin ze uitgevoerd wordt.
Er is ook een evolutie in de techniek van de armzwaai. We kunnen
de armen voor-opwaarts blokkeren en onze schenen grijpen tijdens
het hurken. Soms (met het oog op een dubbele achterwaartse salto)
draaien we de armen verder rugwaarts door, om de billen te grijpen.
De techniek die we hier beschrijven is bedoeld als stap naar
de verbindingen uit rondat of flikflak. Daarom vertrekken we
vanuit ophurken op een kast.
Beschrijving
Vanuit stand in de minitrampoline, met de handen gesteund
op de kast, hurken we op tot (vluchtige) handstand. Vanuit
deze hoge omgekeerde steun komen we met licht overstrekt lichaam
en beide voeten te zamen in de mini neer. Beide handen zijn
los van de kast en we houden de armen opwaarts. We stijgen
met weinig verplaatsing en met het lichaam gestrekt. Op het
hoogste punt van deze stijgfase buigen we het hele lichaam,
we grijpen de schenen. Op deze wijze versnellen we de achterwaartse
draai. We strekken ons terug uit om in evenwicht te landen.
Er wordt gediscussieerd over de juiste hoofdhouding: de kin
op de borst of 291 het hoofd in de nek. Als je het kan is
'hoofd rechtop' de ideale positie. Het voornaamste blijft
dat je als beginneling veilig en als gevorderde hoog en met
weinig verplaatsing ronddraait.
|