|
Deze
sprong wordt op hoger turnniveau niet meer gebruikt. Toch biedt
hij heel wat vormingskansen en toepassingsmogelijkheden. Zo
denken we aan de gelijkenissen tussen neksteunoverslag met halve
schroef en voorwaartse salto met halve schroef. Op de grond
vinden we de grondvorm van deze beweging eveneens terug en zelfs
in omgekeerde richting, namelijk vanuit stand rugwaarts springen
tot vouwlig.
Het aanleren van deze sprong gebeurt over een paard of kast
in de breedte, en voor de heren daarna eventueel in de lengte.
Na een kalme, korte aanloop en afstoot op beide voeten, plaatsen
we de handen boven op het toestel zodat de schouders er juist
tussen kunnen. Het lichaam wordt snel in een vluchtige vouwlig
gekanteld en wanneer de schouders het toestel raken, volgt er
een explosieve strekking van heupen en armen. Wanneer deze strekking
(of lichte overstrekking) bewaard blijft, kunnen we in evenwicht
landen. Het hoofd blijft tijdens de strekking recht op de romp
en we herori‰nteren ons zo snel mogelijk.
Verscheidene auteurs, o.a. Schwope en Herrmann rangschikken
deze beweging onder de categorie der 'kippen', hoewel ze toch
spreken over 'Nachenberschlag'. Naast deze terminologische
inconsequentie vinden we dat de totale strekking in de lengteas
en de rotatie om de breedteas bij deze beweging typische kenmerken
zijn van de overslagen. Bovendien vinden we geen typische
'kip'-kenmerken zoals blokkage en impulsoverdracht terug.
Ook bij Dickhut vinden we een vrij verwarrend onderscheid
tussen 'Nachenkippen' vanuit vouwlig op de grond tot stand
en 'nachenberschlag' die vanuit stand, langs vouwlig
tot stand wordt uitgevoerd.
|