home-gymroom
Je mag alles gebruiken wat je op deze site vindt.
(Maar refereer!)
 

Methodiek bij het aan leren van bewegingen
Jimi Gantois

In het recreatief turnen is niet de kortste leerweg de interessantste maar wel de meest veilige en de meest leerrijke.

  • Analytische aanpak >< globale aanpak
    • Anlytische aanpak
    • Globale aanpak
  • Strategie van de globale aanpak
  • De opbouwmiddelen
  • Remediëren

In de literatuur vinden we verschillende methodes om te nieuwe bewegingen aan te leren. Al deze methoden kunnen we plaatsen op een continuüm gaande van een analytische aanpak naar een globale leermethode.

Bij de analytische aanpak deelt men de aan te leren eindvorm in verschillende fasen in. Men leert fase per fase aan soms zelfs niet in chronologische volgorde. Nadien probeert men de fasen aan elkaar te lijmen om zo tot de eindvorm te komen.

Als voorbeeld citeren wij KNIRSCH. Kurt Knirsch (die overigens voortreffelijke boeken over het turnen geschreven heeft) deelt de onderzwaai aan het rek in drie fasen in. De eerste fase is die waarbij de benen het rek raken. Knirsch laat als eerste stap in zijn leerstofopbouw deze houding (!) met hulp aannemen. Op deze wijze gaat heel de dynamiek van de beweging verloren. Het is fout te denken dat de andere fasen zomaar in het geheel geïntegreerd kunnen worden.

CARASCO deelt de turnbeweging in synergiën in. Een synergie is een globale beweging waarbij bepaalde spiergroepen gelijktijdig samentrekken en andere dan weer gelijktijdig gerokken worden. Een turnbeweging wordt ontleed in synergiën. Bijvoorbeeld bij de loopoverslag de schouders strekken (Antepulsion), grote beenspreiding (impulsion jambes) een kaatsende handensteun (repulsion), vormspanning (gainage). Een analtytische aanpak bestaat erin deze synergiën in minicircuits afzonderlijk aan te leren om ze nadien samen te voegen in de globale beweging.

Bij de globale aanpak vordert men van gemakkelijk naar moeilijk met globaliteiten. Een globaliteit is een totale handeling of beweging, die voor de leerling ofturn(st)er als zinvol overkomt. Zo kan bijvoorbeeld lopen een zinvolle activiteit zijn. Aanlopen naar een toestel is een deel-activiteit (een fase) en op zichzelf niet zinvol als er geen sprong uit volgt.

Beginnende lesgevers of instructeurs grijpen vaak naar een analytische opbouw. Nochtans hebben we zelf veel bewegingsactiviteiten geleerd via een meer globale aanpak. We denken hierbij aan het leren autorijden, zwemmen, schrijven, het aankleden, schoenen dichtknopen, het koken, werken met een PC. . .

Strategie van de globale aanpak

1. De lesgever vertrekt vanuit de juiste techniek van de eindvorm die hij/zij met de turn(st)ers
wil bereiken. Bijvoorbeeld voorwaartse salto.
2. Hieruit worden de belangrijkste vereisten gedistilleerd. Bijvoorbeeld: durven over de kop
gaan na een stijg/ase, zonder steun, landen op de voeten, in evenwicht...
3. Men zoekt aanverwante bewegingen die (een deel van) deze vormkenmerken in zich heb
ben. Bijvoorbeeld: toetssalto, voorwaarts rollen... 4. Men ordent deze opdrachten van gemakkelijk naar moeilijk. 5. Men start bij het beginniveau van de turn( st )ers. Zo wordt er een beginsituatie gecreëerd die
gelijkt op de eindvorm maar die voor de leerlingen gemakkelijker is. In deze beginsituatie komen één of meer van de vorige vereisten voor. Bijvoorbeeld: rol/en op een mattenberg met behulp van een minitrampoline (durven over kop gaan na een stijg/ase)
6. Wanneer drie vierden van de groep de beginsituatie onder de knie heeft wordt er tweede stap gezet in de opbouw. Bijvoorbeeld: rol/en op een valmattenbult (valmat geplooid over een plint in de breedte). Een derde stap zou kunnen zijn: toetssalto over de mattenbult. vierde stap: streelsalto over de plint in de breedte.
Zo vordert men tot de gewenste eindvorm bereikt is. Bijvoorbeeld: voorwaarste salto op de mat
Men laat het overige vierde onder begeleiding verder oefenen aan de vorige stations (dit heet differentiatie).
7. Elke nieuwe stap in de leerweg moet dezelfde vereisten hebben als de vorige plus enkele
rueuwe

2. Er ziin vier opbouw-middelen

. Vormverandering.
In ons voorbeeld: van rol/en tot salto over toetssalto en streelsalto. Van veel steun tot vrij ronddraaien. .

. Materiaalaanpassing (landschapshulp )
In ons voorbeeld: van minitramp via springplank tot vloer. Van mattentoren tot mattenbult..

. (Vertraagd) begeleiden
In ons voorbeeld: Van met naar zonder hulp.

. Splitsen in zinvolle onderdelen.
We kunnen de salto voorwaarts ook aan leren via salto tot lig, tot zit tot stand Of zonder aanloop, vanuit stand in een minitrampoline.
Het onderscheid met de analytische aanpak ligt hierin dat we niet alle onderdelen van de beweging apart aanbieden. Alleen één fase en deze moet nog zinvol overkomen.

Uiteraard kunnen deze opbouwmiddelen gemengd voorkomen.
Zo kan men meerdere leerwegen creëren waarbij men rekening houdt met het beschikbaar materiaal en het niveau van de discipelen.


 


Laatste wijziging: 29 December, 2010