De
romp-schoudergordelspieren |
|
M. Pectoralis major
[Grote borstspier] |
De grote
borstspier is een grote waaiervormige spier, oppervlakkig
gelegen.
Ze bestaat uit drie delen, die gescheiden blijven tot aan
de aanhechting en ze kunnen dus ook alle drie apart of gemeenschappelijk
kunnen functioneren.
|
|
Oorsprong:
- craniale bundel: mediale helft van de ventrale kant van
het sleutelbeen
- middelste bundel: ventraal-lateraal op het borstbeen en
op het kraakbeen van 2de - 6de rib
- caudale bundel: de schede van de rechte buikspier
|
Verloop: alle spierbundels convergeren naar
het opperarmbeen en kruisen elkaar. De caudale bundel zit
het verst proximaal vast.
|
Aanhechting:
ventrale zijde van de humerus, aan de crista tuberculi majoris |
Werking: |
|
De aangeduide
percentages komen uit:
De Roo M, (2001), Anatomische Schetsen,
Leuven/Amersfoort: Acco,299p. |
|
M. Pectoralis minor
[Kleine borstspier] |
Het is een waaiervormige
spier, die volledig bedekt wordt door de pectoralis major |
|
Oorsprong:
costae 3 - 5 |
Verloop:
de spierbundels convergeren craniaal-lateraalwaarts
|
Aanhechting:
ravenbekuitsteeksel van het schouderblad (dus niet aan de
humerus!!!)
|
Werking: |
|
|
|
M. Trapezius [Monikskapspier] |
De twee monnikskapspieren
vormen samen aan de oppervlakte van de bovenrug een kap, een
ruit. |
|
Oorsprong:
- Craniale bundel:
- neklijn op het achterhoofdsbeen
- nekband (op de doornuitsteeksels van de halswervels)
- Middelste bundel: -doornuitsteeksel C7 en T1-4
- Caudale bundel: -doornuitsteeksel T5-12
|
Verloop:
De spierbundels convergeren lateraalwaarts naar de schouder |
Aanhechting:
- Craniale bundel: clavicula
- Middelste bundel: acromion
- Caudale bundel: spina scapulae
|
Werking: |
|
|
|
M. Latissimus dorsi
[Brede rugspier] |
Is een brede
platte spier, de grootste spier van de mens. Ze ligt oppervlakkig
en bedekt de onderrug en de lendenstreek. Craniaal-mediaal
wordt ze bedekt door de caudale vezels van de monnikskapspier. |
|
Oorsprong:
processus spinosus T7-T12; crista iliaca; costae 9-12
|
Verloop:
De craniale vezels verlopen dwars en zijn gedeeltelijk bedekt
door de M. trapezius. De caudale vezels verlopen lateraalwaarts,
steil opstijgend naar de humuerus toe. Loopt via de oksel
naar de ventrale kant van de humerus.
|
Aanhechting:
Op de crista tuberculi minoris (ventraal op het opperarmbeen).
|
Werking: |
|
De aangeduide
percentages komen uit:
De Roo M, (2001), Anatomische Schetsen,
Leuven/Amersfoort: Acco,299p. |
|
M. Levator scapulae
[Schouderbladheffer] |
De naam verraadt
de werking! |
|
Oorsprong:
Met 4 koppen op de processus transversus van C1-C4 |
Verloop:
De vezels verlopen caudaal-lateraalwaarts naar het
schouderblad toe. De spier wordt volledig bedekt door m. trapezius.
|
Aanhechting:
Mediale boord van scapula boven spina scapulae en
aan angelus superior.
|
Werking: |
|
|
|
M. Rhomboideus Major
[Grote ruitvormige spier] |
Oorsprong:
doornuitsteeksel T1-T4 |
|
Verloop:
De vezels verlopen lateraal-caudaalwaarts naar het schouderblad
toe. Major en minor worden grotendeels bedekt door de trapezius.
|
Aanhechting:
Margo medialis van scapulae, caudaal van spina scapulae
en m. rhomboideus minor.
|
Werking: |
|
|
|
M. Rhomboideus Minor
[Kleine ruitvormige spier] |
Oorsprong:
doornuitsteeksels C6-C7 |
|
Verloop:
De vezels verlopen lateraal-caudaalwaarts naar het schouderblad
toe. Major en minor worden grotendeels bedekt door de m. trapezius.
|
Aanhechting:
Margo medialis van scapulae, craniaal van Rhomboideus
major)
|
Werking: |
|
|
|
M. Serratus anterior
[Voorste zaagspier] |
De voorste
zaagspier bedekt de ventrale en laterale zijde van de borstkas
en wordt gedeeltelijk bedekt door de grote en kleine borstspier.
(Er is ook een M Serratus posterior superior en een M Serratus
pos-terior inferior. Deze beide spieren behoren tot de rugwand
en worden hier niet behandeld. |
|
Oorsprong:
met 9 verschillende oorsprongskoppen ‘tanden’ op
de 9 craniale ribben. |
Verloop:
de spier draait rond de laterale wand van de thorax en dringt
tussen de ventrale zijde van scapula en de costae
|
Aanhechting:
margo medialis scapulae. |
Werking: |
|
|
|